De Pakan-Baru-spoorweg.

Updaten 04.01.2001

Voorgeschiedenis

Olie en steenkool uit de jungle van Centraal-Sumatra waren voor het Japanse leger de reden voor hun oorlog in ZuidOost-Azië [3]. In een reusachtig slavenproject in het voormalig Nederlands-Indië werden 6.600 Nederlandse en enkele Britse en Australische soldaten gedwongen tezamen met 100.000 Indonesische dwangarbeiders, de Romushas, een 220 km lange spoorweg door het ondoordringbare oerwoud van Centraal-Sumatra te bouwen.

De spoorlijn verbond de steden Pakan-Baru en Moecura en moest de waterscheiding tussen de rivieren Siak en Kwantan oversteken. Het voerde over bergen, door smalle ravijnen en midden door de stinkende oerwoudmoerassen [4].

Het werk aan de lijn begon in mei 1943 [2]. Hiervoor werden met hulp van de latere president Sukarno dorpsbewoners van Java voor de Japanners geworven. Men zocht sterke mannen, die in aangenaam koel klimaat in geriefelijke kampen met goed eten zware arbeid kunnen presteren. Met een muziekkapel werd de indruk gewekt, dat het om een soort militaire picknick ging [3].

De Romushas begonnen aanvankelijk in Pakan-Baru, een spoorweginstallatie te bouwen, en legden enige kilometers spoorrails [4].

Om de spoorweg te bouwen werden bomen gerooid, bruggen gebouwd, evenals dwarsliggers en rails met de hand bewerkt. [4].

Dit zijde:

Voorgeschiedenis

De krijgsgevangenen komen

Het leven in het kamp

Einde van de oorlog

Bronnen

 

De krijgsgevangenen komen.

In meei 1944 kwamen de eerste krijgsgevangenen erbij. Ze werden met verroeste vrachtschepen naar Padang aan de westkust van Sumatra gebracht [2]. Twee troepentransportschepen werden getorpedeerd. De "Van Waerwijk"op 26 juni 1944 waarbij 176 Nederlanders verdronken, en de "Junyo Maru", die op 18 september 1944 ten onderging [3]. Ze transporteerden 2.300 geallieerde gevangenen en 4.200 Romushas, toen ze door de Britse HMS Tradewind getorpedeerd werden. Daarbij vonden 1.620 Nederlandse soldaten en 4.000 Indonesische Romushas de dood [1]. De Japanse soldaten namen bijna alle reddingsboten in hun bezit en sloegen met hun sabels de handen van de vertwijfelde krijgsgevangenen af, die zich aan de boot probeerden vast te houden [3].

Begin van de zijde

 Het leven in het kamp.

Diegenen, die bij de scheepsrampen hun schoenen verloren hadden, liepen gevaar kleine tropenzweren aan de voeten op te lopen [4]. Zulke tropenzweren ontwikkelden zich ook uit kleine brandwonden die door vonken van de lokomotief veroorzaakt werden. Bijna iedereen werd ziek door malaria en er heerste een enorm gebrek aan kinine. Zwermen vliegen belegerden het kamp, vooral de open latrines. Maar ze waren ook in de schrale maaltijden te vinden. Dysenterie was het gevolg. Velen werden in het militaire hospitaal in kamp 2 gebracht,

"het portaal tot de dood" [4]. De enige mogelijkheid tot genezing bestond voor de chirurg Dr. Kingma uit amputeren van de ledematen zonder verdoving met een gewone timmermanszaag. Verplegers moesten de schreewende mannen vasthouden [3]. "Het waren amputaties, die men zich eigenlijk in de 16e eeuw moest voorstellen: "vasthouden en zagen" [4]. Velen stierven aan de infecties [3].

De arbeiderskampen waren niet omheind. Het had geen zin om te vluchten daar het onmogelijk was in het oerwoud te overleven. Op de vroege morgen zagen de krijgsgevangenen tijgersporen in het natte zand van de rivieroevers. De krijgsgevangenen beschikten als enige bekleding slechts over een lendenschort dat geen bescherming voor de gevaren van de jungle bood [4].

Krijgsgevangenen in arbeiderskampen voor de bouw van de de Pakan-Baru-spoorweg [3]

Het ontbijt bestond uit een scheplepel zetmeelpap. Daarna moest men aan het werk aan de spoorlijn. Als avondmaaltijd was er een scheplepel watersoep en een scheplepel rijst. Aan het einde van de maand werd men 's nachts om vier uur gewekt om de loodzware rails aan de spoorbaandwarsliggers vast te schroeven. Bij de geringste aanleiding sloegen de Japanners met zwepen op de gevangen in [3].

Terug in het kamp moesten er bijna iedere nacht acht tot tien doden begraven worden [3]. Ze werden daartoe in hun tikar (slaapmatje) ingewikkeld. "Oom Karel" Cornelius, - die dit alles overleefde en in 1985 overleed, -trad als "begeleider van de dode" op: hij begeleidde de overlevende baanwerkers en "sprak eenvoudige woorden"[4].

De Indonesische Romushas mochten van de Japanners niet begraven worden; hun lijken lagen langs het baanvak [4].

Het humeur van de baanarbeiders werd door "kleine voordrachten"op zaterdag instandgehouden. Enige honderd meter verder van hun stervende kameraden zongen de "hol-ogige skeletten": "Hollands vlag, jou komt de eer toe" afgewisseld met liederen als "In de wc en in de stal een witte vlag met rode bal". De Japanners verstonden het niet [4].

Na een marteling van 50 maanden, op 15 augustus 1945, op de dag van de Japanse capitulatie exact, sloeg een Japanse officier de laatste spijker in de laatste dwarsligger en hief zijn glas met zijn kameraden [4].

 

 

 Einde van de oorlog.

Na de beeindiging van de spoorwegaanleg trokken de Japanners de Koreaanse bewakers weg en de chaos brak uit [1]. Pas op 26 september 1945 werd het bericht van de Japanse capitulatie door een arts bekend gemaakt.

Dit bericht konden de meesten echter niet geloven. Een Nederlandse officier probeerde, zijn mannen het "Wilhelmus" te laten zingen, wat door het groeiende ongeloof mislukte [4]. Spoedig landden Britse Geheime dienst officieren op het eiland en brachten alle gevangenen naar het noordelijk einde van hun net gereed gekomen spoorlijn, naar Pakan-Baru [1]. Pas op 25 november 1945 konden de laatste krijgsgevangenen Pakan-Baru verlaten [2].

De spoorlijn Pakan-Baru-Moecura werd nooit gebruikt. De dwarsliggers zijn verbrand en de rails werd oud ijzer. In het bedrijfsgebouw op het baanvak staat nog steeds een afgetakelde stoomlokomotief als stille getuige van het werk aan de spoorweg [4].

2.500 Westelijke krijgsgevangenen - Nederlanders en Engelsen - en vermoedelijk 80.000 Romushas stierven langs de "spoorweg" door ondervoeding en tropische ziekten in een zeer vermagerde toestand, of zo goed als half dood geslagen met zwepen door Japanse en Koreaanse bewakers [4] [3].

 Begin van de zijde

 Bronnen:

 [1]  Prisoners of War (05.11.1998)
 [2]  Van Stockum Boekverkopers Indonesië-nieuws,Vorstellung (23.09.1998)
 [3]  Jos Hagers, Der Telegraph vom 15. August 1998, Het drama van de Pakan Baroe-Spoorweg
 [4]  Dirk Vlasblom, NRC Webpagina's 14. august 1997 Radio Vorankündigung

 Begin van de zijde


© 2001 Irene M. Guit-Gueinzius NL-7328 AV Apeldoorn